Foto: Jeshoots.com via Pexels
Met een grijns op zijn gezicht zit Max achter het stuur en houdt het losjes in zijn handen. De auto rijdt enorm soepel en stil.‘Wat een gave bak heb je. Je hoort hem helemaal niet!’ Naast hem zit Thijs die tussen zijn tanden fluit en met een hand over de zachte lederen bekleding strijkt.
Vanaf de achterbank doorbreekt de stem van Quinten zijn verhaal. ‘Ja, hij rijdt geweldig, inderdaad. Mag ik nu ook even, Max?’
‘Nee, ik rijd net; ik wil nog langer.’ Zorgvuldig neemt hij de bocht naar links. Op deze donkere avond is het wegdek zonder wegmarkeringen niet goed te zien.
‘De auto ruikt nog zo nieuw, wow.’ Thijs blijft verwonderd om zich heen kijken. ‘Zo’n wagen hebben zelfs mijn ouders niet! Die ouwe van mij kan dit niet betalen als bouwvakker.’ Zijn vingers gaan langs de lampjes op het digitale dashboard. Hij zoekt een muziekzender met rockmuziek en zet het volume harder. Het galmt door de auto.
‘Ja, dit is een coole kar, man. Die navigatie is super en de motor loopt zo soepel.’ Quintens’ enthousiaste stem overstemt de muziek. Hij gooit een snoeppapiertje naar voren. ‘Maar nu wil ik rijden.’
‘Dat weet ik, maar je hebt je rijbewijs nog maar net …’ Max zucht en klemt zijn handen strakker om het stuur. Hè, Quinten blijft maar zeuren, maar de jongen is nog maar twee weken geleden geslaagd voor zijn rijbewijs. Om hem dan in deze nieuwe bak te laten rijden lijkt hem niets.
‘Hè, toe, ik kan het echt wel, hoor.’
Daar is Quinten weer met zijn gejengel. Zie je wel, hij blijft maar doorgaan. Hij klinkt als een verwend kind dat ontzettend graag iets wil en altijd zijn zin krijgt.
‘Oké, dan,’ zegt Max uiteindelijk met tegenzin. Hij weet dat hij niet langer kan wachten en hem wel moet laten rijden. Hij zoekt een plek langs de weg om te stoppen en remt voorzichtig op het natte wegdek. Even later stuurt hij de wagen een parkeerhaven in en opent het portier. Een vlaag herfstwind rukt de deur bijna uit zijn handen.
‘Yes! Gaaf zeg. Thanks man!’ Quinten geeft hem een high-five. Grijnzend van oor tot oor gaat hij achter het stuur zitten, gooit de deur met een knal dicht en klikt de autogordel vast.
Max gaat achterin zitten en heeft nog maar net de deur dicht gedaan als Quinten met een dot gas wegrijdt. Met trillende stem zegt hij: ‘Doe je voorzichtig, Quin? Het is donker en overal liggen bladeren …’
‘Je lijkt zijn moeder wel,’ doorbreekt de stem van Thijs hem. ‘Relax een beetje, man. Hij is met vlag en wimpel geslaagd, hoor.’ Lachend gooit hij een waterflesje naar achteren.
Het plastic raakt Max op de zijkant van zijn hoofd en het rolt naast hem op de achterbank.
‘Au, let een beetje op. Hier, man!’ Hij raapt het flesje van de achterbank en smijt het lachend terug naar de passagiersstoel. Thijs bukt en slaakt een harde schreeuw als het plastic op zijn achterhoofd stuitert.
‘Shit, kijk uit.’ Max probeert het flesje nog te pakken, maar hij grijpt mis en het komt tussen de voorstoelen terecht.
‘Ik zie hem niet. Waar is het nou?’ roept hij verschrikt. Speurend kijkt hij waar het kan zijn gevallen, maar hij ziet niets. ‘Thijs, doe het binnenlampje even aan, dan kan ik wat zien.’
Thijs knipt het lampje aan.
‘Ja, daar is het.’ Max grijpt het flesje voordat het naar de bestuurderskant kan rollen. Als hij het flesje oppakt schiet de dop los en een straal water sproeit in het rond.
‘Tering, mijn nek wordt nat,’ roept Quinten terwijl hij verschrikt aan het stuur trekt. ‘Even dimmen, ja.’
De auto slipt op het natte wegdek en het rechter achterwiel komt in de berm terecht.
‘Voorzichtig, man. De auto is …’ Max klemt zijn handen om beide voorstoelen.
Quinten draait het stuur wild de andere kant op. De wagen draait naar de andere weghelft en de achterwielen van de auto piepen. Ze worden door elkaar geschud. Er klinkt een knal en daar is een boom. Max wil schreeuwen en zet zich schrap. Hij voelt alleen nog maar een schok.
Langzaam opent hij zijn ogen. Een oranje licht gaat aan en uit; een licht gesis is het enige dat hij hoort. ‘Jongens, alles oké?’ fluistert hij.
Hoe lang heeft hij met zijn ogen dicht gezeten? Hij heeft geen idee. Vlakbij de voorruit staat een boom en het ruikt naar benzine. Hij wacht even op antwoord, maar het blijft doodstil. Quinten en Thijs reageren niet.
Ze zullen toch niet ..? Duizelig voelt hij zich opeens. Hij strijkt hij met zijn handen door zijn haar. Zijn voeten, kan hij nog wel zijn benen bewegen? Hij probeert het, maar shit, dat lukt niet. Is hij …?
Met trillende handen toetst hij op zijn mobiel 112 in.
Hoe kwam hij op het idee om de auto mee te nemen en een stukje te gaan rijden? Hij had het nooit moeten doen, dan was dit nooit gebeurd. En hij had Quinten nooit moeten laten rijden.
Een koude rilling trekt door zijn lijf.
Na lange tijd wordt op het raampje getikt en iemand vraagt: ‘Alles goed met u?’ Het portier wordt geopend en de man bekijkt hem onderzoekend.
Het is een agent, ziet Max. Hij begint meteen te praten zonder dat de man hem iets vraagt.
‘Het is mijn schuld. Ik zag de sleutels op het haltafeltje liggen. Ik wilde met mijn vrienden een stukje rijden.’
De politieman maakt zijn gordel los.
‘De auto is van mijn vader. Ik deed het stiekem. Ik had hem nooit mee moeten nemen. Het was mijn idee. Pa mocht het niet weten, maar nu komt hij er toch achter.’ Zijn schouders schokken en tranen druppen op zijn jas. ‘En ik heb Quinten laten rijden. Het is mijn schuld als ze dood zijn.’
Sterke armen tillen hem op en leggen hem op een brancard.
Het gegil van de sirenes is het enige geluid dat in zijn oren klinkt als ze wegrijden.
Wat een mooi en spannend verhaal Titia.
Dank je wel Elly!