Foto: Eberhard Grossgasteiger via Pexels
Het is al vroeg donker. Marina knipt het lampje naast de donkerblauwe tweezitsbank aan en sluit de luxaflex. Het voelt onwennig op de eerste avond in haar nieuwe huis met de nieuwe meubels. De verhuisdozen in de hoek van de kamer gaat ze morgen wel uitpakken, want ze is nu te moe. Met een zucht ploft ze op de bank en legt haar hoofd achterover. De onbekende geluiden van haar nieuwe omgeving zijn duidelijker nu het avond is. Een auto remt bij de verkeersdrempel en trekt daarna met veel gas op. Er kraakt iets in de keuken. Stemmen klinken in de straat. Ze schrikt van een windvlaag waardoor een tak tegen het raam slaat en regen tegen de ruiten klettert.
Bo legt zijn kop op haar benen en maakt een klagend geluid.
‘Het is wennen, hè Bo?’ fluistert ze en strijkt zacht over zijn hondenkop. ‘Maar hier zijn we veilig, wij samen, in dit nieuwe huisje. Hij zal ons hier nooit vinden, toch?’ Bo antwoordt met een instemmend keelgeluid.
Door een bons op de deur schrikt ze. Bo zit opeens alert rechtop en blaft hard. Shit, denkt ze, dat kan Bert toch niet zijn? Hij heeft haar nieuwe adres nog niet achterhaald, toch?
Een stem roept: ‘Ik weet dat je daar bent. Doe open!’
Haar hart slaat over. Hij is het wel, de stem van haar ex kent ze uit duizenden. Bert weet waar zij woont en staat gewoon voor de deur.
‘Ik wil dat je weggaat. Laat me met rust!’ schreeuwt ze naar de deur; Bo blaft hard alsof hij haar woorden kracht wil bijzetten. Dan is het doodstil. Waar is Bert nu? Met gespitste oren blijft ze wachten, maar ze hoort niets meer.
Even later klinkt er weer een geluid. Marina’s hart bonst tegen haar ribben aan en ze slikt, al is haar keel kurkdroog.
‘Ik zei toch: ga weg!’ roept ze richting de dichte deur. Er komt geen antwoord. Zou hij weggegaan zijn? In een reflex duikt Marina achter de bank, zoals ze wel vaker deed als hij te veel gedronken had. Ze durft bijna geen adem te halen. Achter de bank voelt ze zich nog enigszins veilig, maar voor hoe lang?
Duizenden gedachten buitelen door haar hoofd. Hoe kan het dat Bert haar zo snel heeft gevonden? Net nu ze een eigen plek heeft gevonden nadat ze bij hem is weggegaan en ze vandaag in haar nieuwe huurhuisje is getrokken, staat hij al voor de deur. Hoe kan dat?
Het geluid van glasgerinkel klinkt bij de achterdeur. Is Bert daar? Probeert hij binnen te komen? De deur piept. Hij komt echt binnen.
Haar ogen gaan richting het sloophouten tafeltje dat tussen de bank en de televisie staat. Haar mobiele telefoon ligt erop. Haar huisje is klein, maar de afstand tussen de bank en het tafeltje is te groot om het te kunnen pakken.
‘Bo,’ fluistert ze. ‘Pak mijn mobiel.’ Bo houdt zijn kop schuin en kijkt haar aan, terwijl zijn oren actief blijven luisteren. Normaal volgt hij haar commando’s altijd feilloos op, maar waarom doet hij dat nu niet?
Bo blaft opeens hard. Er klinken zware stappen op de keukenvloer, mannenstappen. Marina slikt, ondanks dat haar keel droog is. De stappen komen dichterbij en ze maakt zich nog kleiner achter de bank.
‘Meekomen, jochie,’ zegt een donkere mannenstem. De stem is niet van Bert, maar als het Bert niet is, wie is het dan wel?
Bo jankt en zijn nagels krassen als hij zich mee laat trekken naar de keuken. Een schrapend geluid klinkt alsof een stoel over de laminaatvloer wordt verschoven. De stem zegt: ‘Kom maar rustig mee, hondje.’
Daarna is het stil. Is de man met Bo naar de tuin gegaan? Marina durft zich niet te bewegen en nauwelijks nog te ademen. Hoe lang moet ze hier zitten voordat ze om hulp durft te roepen?
Er wordt op de voordeur gebonst en een stem roept: ‘Marina, is alles in orde?’
Ze begint bijna te huilen als ze de bekende stem van Bert hoort.
‘Bert! Er was iemand in de tuin, een inbreker ofzo. Hij heeft Bo meegenomen, via de achterkant.’
Er komt geen antwoord en teleurgesteld legt ze haar hoofd tegen de zachte stof van de bank en sluit haar ogen. Heeft ze gedroomd dat Bert haar komt redden? Maar ze wil hem nooit meer zien, waarom denkt ze dat dan?
Opeens valt het haar op dat het doodstil is. Zelfs de wind en regen lijken gestopt te zijn. Na een eeuwigheid klinken er geluiden van een klap en een schreeuw vanuit de tuin. Er komt iemand de keuken in. Marina durft niet te kijken, want stel dat het de inbreker is. Opeens zegt een stem in de kleine woonkamer: ‘Waar ben je, Marina? Alles is goed, hij is knock-out.’
Marina ademt uit: het is Bert. Bo blaft en rent naar haar toe. Hij likt haar hand. Tranen springen in haar ogen. Het is toch Bert die haar komt redden.
‘Daar ben je.’ Bert buigt zich over haar heen. ‘Het spijt me zo. Kun je mij vergeven?’
Even trekt het verleden op haar netvlies voorbij. Hun ruzies als hij gedronken had en hun geldzorgen omdat alles opging aan de drank. En aan de klappen die hij haar gaf.
‘Ik kan je niet zomaar alles vergeven, Bert,’ antwoordt ze. ‘Ik ben vroeger nog niet vergeten.’
‘Dat snap ik, maar ik heb zo’n spijt. Ik heb ondertussen mijn lesje wel geleerd.’
‘Hoe wist je dat ik hier woon?’
‘Ik ben je gevolgd. Ik kan je niet vergeten, Marina.’
Ze kijken elkaar zwijgend aan. Alleen Bo jankt even kort.
‘Je hebt me vanavond gered.’
‘Ik wil dat je veilig bent.’ Bert strekt zijn hand naar haar uit en ze pakt hem aan. Als hij haar naar zich toe trekt, nestelt ze zich tegen hem aan. Haar knieën trillen, maar haar hart klopt hoopvol. ‘Zullen we ons nog een kans geven en opnieuw beginnen?’ mompelt hij in haar haren.
Ze knikt tegen zijn borst. En Bo blaft instemmend.