Foto: Abdelmoughit Lahbabi via Pexels
Julie zet de autoradio zachter. De rare, ratelende tik ergens in haar auto wordt steeds harder. Op het laatste moment neemt ze de afrit en kiest daarna impulsief voor een smalle provinciale weg door de glooiende Franse akkers. Haar Fiat 500 mindert vaart, terwijl ze nog gewoon gas geeft. Hij zal er toch niet mee stoppen nu ze naar huis gaat, naar Nederland?
Een laatste gesputter en hij staat stil. Ze kan hem nog net de berm insturen.
Merde! Boos slaat ze op het stuur. Ze pakt haar mobiel, maar ze heeft hier geen bereik. Ach, het Franse platteland, ze weet het toch?
Ze hoort iets aankomen, misschien een boer die kan helpen? Maar in haar achteruitkijkspiegel ziet ze dat het een auto is. Nu hoort ze ook pompende muziek en stemmen die meezingen. Aan beide kanten steken armen naar buiten die vrolijk zwaaien. Oh, nee, feestende mensen gaat ze niet om hulp vragen. Ze duikt omlaag onder het stuur, want dan rijden ze gewoon door, toch?
‘Bonjour, tu ta bien?’ Een donkere mannenstem roept boven de muziek uit en dan wordt het geluid uitgezet. ‘Bonjour?’
Shit, nu moet ze wel omhoog komen. Zijn ogen zijn helderblauw en de arm die nonchalant uit het open raampje steekt is zongebruind, ‘Oui, ça va bien,’ mompelt ze en kijkt verlegen een andere kant op. Haar hart bonst wild als een autodeur open klikt en de bestuurder uitstapt. Zijn schoenen klinken dof op het asfalt. Komt hij haar kant op? Snel stapt ze uit.
Voor een Fransman is hij lang en zelfs blond.
‘Je suis Patrick.’ Hij schudt stevig haar hand.
Ze voelt een schokje en noemt blozend haar naam.
‘Allez, vertel me wat er aan de hand is.’
Julie legt in rap Frans en met veel snelle handgebaren uit wat er is gebeurd. Het is haar tweede moedertaal, geleerd van haar Franse oma.
Patrick wijst op zijn auto. ‘Mijn vrienden en ik komen van een feest, maar ik heb niet gedronken. Ik help je.’ Hij geeft een bons op het dak en beveelt de inzittenden duidelijk maar vriendelijk dat ze moeten lopen. Onder veel geklaag stappen vier personen uit, die met veel gelach en gezwaai weglopen.
‘Allez, kom mee.’
‘Maar mijn auto dan?’ hakkelt Julie. ‘Kan die hier blijven staan?’
Patrick schudt zijn hoofd. ‘Ik sleep je naar mijn huis, hier vlakbij.’
Ze wil tegensputteren en zeggen dat ze zelf een garage kan bellen, maar ze heeft hier geen bereik. Ze haalt haar handen door haar donkere halflange haar en zucht. Ze moet zijn hulp wel aannemen als ze naar huis wil.
Met de sleepkabel stevig vast rijden ze langzaam het dorp in. Het is rustig onderweg, omdat de inwoners waarschijnlijk aan de lunch zitten.
Na een tijdje rijden ze een brede oprit in. Het grind kraakt onder de autowielen en een kleine boerderij in zandkleurige stenen met lichtblauwe luiken en kozijnen verschijnt. Er is ook een schuur en een schattig tuinhuisje in dezelfde stijl als de boerderij. Als ze uitstapt ruikt ze de lavendel. Is hier die garage?
‘Glaasje wijn?’ Patrick komt al aan met een fles wijn en hapjes.
‘Na al je moeite kan ik niet weigeren.’ Met een zucht gaat ze naast hem aan de tuintafel zitten. ‘Dit huis is mooi. Is het van jou?’
Patrick knikt trots en vraagt: ‘Wat doe jij in dit gedeelte van Frankrijk?’
Julie vertelt dat ze vintage kleding heeft ingekocht op verschillende rommelmarkten, dat ze die in Nederland online gaat verkopen en dat ze droomt van een eigen fysiek winkeltje. Geschrokken sluit ze haar mond. Dat laatste heeft ze nog nooit hardop tegen iemand gezegd.
‘Heb je een locatie op het oog?’
Ze schudt haar hoofd. ‘Dat is in Nederland niet zo gemakkelijk.’
‘Dan zou je hier iets moeten zoeken.’ Patrick wijst om zich heen. ‘Hier is ruimte zat.’
‘Wat moet ik nou in Frankrijk?’ zegt ze lachend.
‘Je weet maar nooit.’ Hij lacht met zijn hoofd een beetje schuin. ‘De reden kan een winkelpand zijn of een man…’
Julie neemt net een slok wijn en verslikt zich. Ze hoest en loopt rood aan. Als Patrick zachtjes over haar rug wrijft gaat ze snel rechtop zitten. ‘Het gaat alweer. Eh. Goed als ik even een vriendin bel?’
Zonder op een antwoord te wachten staat ze op om te bellen. ‘Hoi, Eva. Ja, goed, maar ik heb autopech. Vervelend, ja. Ik wacht bij Patrick totdat…’ Ze luistert even. ‘Ja, hij is knap, maar …’ Ze lacht en sluit het gesprek af.
‘Zo, en die garage, is die in de buurt?’ vraagt ze Patrick.
Hij komt vlakbij haar staan. ‘Best wel. Die is zelfs hier. Ik ben de garage. Maar op zaterdag ben ik jammer genoeg gesloten. Maandagochtend ben jij mijn eerste klant.’ Zijn adem glijdt warm over haar gezicht.
‘Ja, maar, ik kan niet…’
‘Toch wel. We zijn voor elkaar gemaakt, dus je blijft.’
‘Maar, ik wil terug naar huis …’
‘Nee, je blijft, bij mij.’ Zijn wijsvinger strijkt over haar wang. ‘Zodra ik je zag wist ik het: ik wil je.’ Hij pakt haar nek hard vast. ‘En jij mij ook.’
Julie kronkelt om los te komen, maar hij houdt haar stevig vast. Krampachtig klemt ze haar mobiele telefoon in haar hand. ‘Pas goed op je woorden, Patrick.’
Hij lacht even.
‘Ik ben misschien petit en lijk kwetsbaar, maar ik sta mijn mannetje,’ zegt ze dapper.
‘Oh, ja. Hoe dan?’
‘Ik vertrouw je niet echt, dus neem ik alles op.’
‘Merde! Geef dat ding aan mij!’ Patrick buigt opzij, maar Julie haakt haar voet achter zijn been. Patrick verliest zijn evenwicht, wankelt en valt met een doffe klap neer. Hij schreeuwt als zijn kin het grind raakt en blijft stil liggen.
Julie kijkt in ongeloof en toetst met trillende vingers een kort nummer in.
Een paar minuten later klinkt het geluid van een sirene steeds dichterbij.
‘Is dat de gendarmerie?’ Patrick kijkt opeens geschrokken op.
‘Hoezo? Heb je iets te verbergen?’ lacht ze kort. ‘Nee, ze komen voor mij. Ik ga naar huis.’