Foto: Engin Akyurt via Pexels
Door hard geklop op de deur van het vakantiehuisje wordt Roos wakker. Wie komt hen al om negen uur in de ochtend wekken? Het is zomervakantie. Zij gaat er echt nog niet uit. Gelukkig doet moeder de deur open en houdt het kloppen op. Ze hoort haar met iemand praten. Zou dat William zijn? Haar hart bonst sneller.
Geeuwend en gekleed in een kort broekje en hemdje komt ze haar slaapkamer uit. Aan de deur staat een jongen van het naastgelegen vakantiehuis, maar het is William niet.
Hij praat buiten adem, ‘William is weg; hij is niet in ons huis. We zijn hem kwijt.’
‘Nou, dat zal best meevallen, toch?’ begint haar moeder, maar de jongen onderbreekt haar.
‘Nee, echt niet. Het is niet normaal. Hij heeft gisteravond niet gezegd dat hij iets van plan was en hij heeft niet in zijn bed geslapen. Is hij misschien bij jullie, want hij vindt …’ Hij kijkt op en ziet haar staan. ‘Oh, hoi Roos. Heb jij hem soms gezien? Hij vindt jou heel leuk, namelijk.’
Roos slaat glimlachend haar ogen neer.
‘Nee, hij is hier niet,’ antwoordt haar moeder kortaf. ‘Toch, Roos?’ Haar moeder kijkt vragend achterom.
‘Nee, maar …’
‘We kunnen jullie echt niet helpen. Succes met zoeken.’ Moeder gooit met een harde klap de deur dicht en wrijft haar handen over haar spijkerbroek. ‘Zullen we gaan ontbijten? Jij ook een gekookt eitje?’ vraagt ze achterom kijkend.
Roos draait een blonde haarstreng rond haar vinger. ‘Waar kan William zijn? Ik heb hem gisteravond nog gesproken.’ Ze glimlacht en bloost. Echt zin in deze vakantieweek had ze vooraf niet, want wie ging er nu naar Twente? Maar met zes jongens in het huis naast hen en vooral met William werd het opeens interessant. Moeder was bang dat de jongens rumoerig zouden zijn, maar dat viel mee.
‘Wat zeg je?’ Moeders’ stem vanuit de keuken doet haar opschrikken.
‘Ik heb William gisteravond nog …’
‘Gisteravond? Je zou geen contact met ze hebben.’
Met glanzende ogen antwoordt ze: ‘Ik moest hem zien, mam. Ik wil gewoon bij hem in de buurt zijn.’
Moeder staart haar even aan. Dan beginnen de eieren te dansen in het kokende water. Met snelle bewegingen zet ze de stand van de inductiekookplaat lager en de timer aan.
Roos staart haar moeder met open mond aan. ‘Hoe kun jij nou rustig eieren koken als William weg is? Haar stem klinkt hoog en geïrriteerd door de open ruimte. ‘Ik wil geen ei. Ik ga hem zoeken.’ Ze draait zich met een wilde beweging om.
Moeders’ hand raakt haar bovenarm om haar te stoppen, maar ze is al buiten zonder zich tijd te gunnen om andere kleren of schoenen aan te doen.
Ze rent over de grasvlakte richting het meer. Waar kan William naartoe zijn gegaan? Zou hij bij het meer zitten? Nee, ze weet opeens waar ze moet zoeken: hij is vast naar hun geheime plekje in het bosje gegaan. Gisteravond, toen het al donker was, hebben ze daar in het geheim gezeten. Wat bonsde haar hart toen ze het huis uit sloop om hem te ontmoeten. Hij had haar hand gepakt en hij had een zaklamp mee. Zittend in het gras hadden ze gepraat en voor het eerst gezoend.
De stem van haar moeder roept haar naam: ‘Roos, Roosje, blijf staan.’
Roos zucht. Komt ze nou achter haar aan? Liet ze haar maar met rust. Tenslotte is ze al zestien jaar.
In het gras glinstert iets. Het is de zaklantaarn van William. Ze raapt het op en blijft staan. Rechts is het meer. Ze tuurt en loopt naar de waterkant. Drijft daar iets? Wat kan dat zijn? Haar hart bonst in haar keel. Het is iets donkers, het zou natte opbollende kleding kunnen zijn. Is het een lichaam dat daar drijft? Ze loopt een aantal stappen het water in en blijft naar het donkere natte staren. Is het William? Is hij dood? Angstige voorgevoelens beklemmen haar hart. Het is moeilijk te zien, maar ze weet gewoon dat hij het is.
‘William,’ fluistert ze.
Een hand drukt op haar schouder.
‘We moeten hem er niet zelf uithalen, dat kan niet.’ Het is moeder.
‘Is hij het?’ fluistert Roos met een bibberig stemmetje.
Moeder omhelst haar en fluistert in haar haren: ‘Roosje, lieverd, je kunt niets meer voor hem doen.’
Roos wil zich uit de omhelzing losmaken, maar moeder blijft haar vasthouden en strijkt over haar rug. Opeens snikt Roos het uit. Dikke tranen stromen over haar wangen en ze houdt moeder stevig vast. Zo staan ze lange tijd tot moeder zegt: ‘Roos, lieverd, kom. We moeten het water uit; je krijgt het te koud zo.’
Nu merkt Roos pas dat ze het ijskoud heeft en dat ze rilt in haar korte broekje en hemdje. Zal William het ook zo koud hebben?
Ze slaan de armen om elkaars middel. Haar hand hangt op de achterzak van haar moeders’ spijkerbroek. Ze voelt dat er iets hards in zit.
‘Wat heb jij in je zak zitten?’ Je mobiel?’ wil ze weten.
‘Ach, gewoon. Niets bijzonders. Kom mee.’
Roos kijkt haar moeder opmerkzaam aan. Waarom geeft ze zo’n ontwijkend antwoord? En hoe wist zij meteen dat het William was die in het water lag? Vliegensvlug grijpt ze in de achterzak en haalt het harde ding eruit. Het is een touw en er zit bloed op. Ze kijkt haar moeder met grote ogen aan.
‘Jij hebt hem vermoord!’
‘Roosje, ik deed het uit liefde voor jou, om jou te beschermen. Die jongen was niets voor je. Ik wilde hem verbieden contact met je te hebben, maar dat ging vreselijk mis.’ Dat laatste komt er fluisterend uit.
Roos’ ogen spuwen vuur. Ze schreeuwt: ‘Hou op. Ik wil je nooit meer zien. Ik bel de politie en daarna ga ik bij papa wonen!’
Ze hoort nog de excuses van haar moeder: ‘Ik deed het voor jou, Roosje, ik houd van je.’
‘Laat me met rust!’ schreeuwt ze achterom en rent hard weg. Meer wil ze niet horen.
Wat een spannend verhaal, Titia.
Dank je, Elly. Daar hoopte ik ook op!